Winnend schaakverhaal van Rien Seipzaterdag 23 december 2017
Bij gelegenheid van het 50-jarig bestaan heeft de schaakvereniging DJC een schrijfwedstrijd uitgeschreven. Bij de volwassen inzenders won Rien de eerste prijs. Onderdeel daarvan was het voorlezen van het verhaal op de radio van de Regionale Omroep Stein. Hieronder het verhaal.
Het is februari 2004. In het ijskoude Moskou neem ik deel aan het internationale toernooi van de vliegmaatschappij Aeroflot. Een magisch uitstapje, want Rusland is het walhalla van de schaaksport. Iedereen schaakt hier, jong en oud, man en vrouw. Sommigen ogen als pitspoezen en schaken als duivels, begeleid door hun schaakmoeders. Halverwege het toernooi loot ik tegen een jonge Fransman die mij voor het begin van de partij een schuchter handje geeft. Ik heb zwart. Het begin verloopt kalm en ik vind dat er iets moet gebeuren. Ik stuur mijn dame op een schemerig pad. No guts, no glory. Helaas raakt zij ingesloten, haar dood is onvermijdelijk. Zal ik opgeven? Maar dan zie ik dat zij nog gemeen weerstand biedt. Ik moet doorspelen om haar te wreken. Mijn torens, paarden en lopers bestormen fanatiek het witte fort, als de 300 van Sparta. Nadat het stof is opgetrokken blijken de witte kasteelmuren nog maar een zielig hoopje puin. Juichend vermorzelen de zwarte horden alles wat onder hun voeten komt. Mijn tegenstander kan zijn zetten nog slechts bevend uitvoeren en een allesoverheersend gevoel van macht bevangt mij. Dit is mijn mooiste partij ooit en in een trance speel ik de laatste zetten. Hij zal nu wel snel opgeven. Maar dan prevelt hij “you have no time”. Met een schok besef ik dat mijn tijd (jawel, de Fischer-klok!) op nul staat. De witte koning zinkt huilend op de knieën. De laffe nietsnut is gered door de gong! Waarom in godsnaam? Zo wreed kunnen de schaakgoden niet zijn! Ik spring overeind en mijn stoel klettert tegen de vloer van de speelzaal. Twee arbiters snellen toe om mij te kalmeren. Slechts langzaam komt het besef dat ik mijn bittere lot zal moeten aanvaarden. Later, als de rust is weergekeerd, krijg ik een flashback. Juli 1972. Gefascineerd volg ik de strijd om de wereldtitel schaken tussen de Rus Boris Spasski en de Amerikaan Robert Fischer. Het is nog midden in de Koude Oorlog en de schaakwereld houdt de adem in. In een van de vele spectaculaire partijen gaat Fischer met de zwarte dame op een onbestemd avontuur, maar Spasski straft dit genadeloos af met haar executie. De labiele Fischer slaat in de overige partijen met succes terug, maar heeft daarna nooit meer professioneel gespeeld. Desondanks wordt hij door velen beschouwd als de beste schaker aller tijden. Verliezen door de Fischer-klok zou Fischer in 1972 zeker niet zijn gebeurd. Maar zo ver kwam hij niet. Een glorieuze koningin van de nacht was hem niet vergund. Mij wel, maar ik heb haar verpatst. Majesteit, vergeef mij. Alstublieft. En sta mij toe het nog eenmaal te proberen. Dat moment komt snel, in de bondscompetitie, enkele weken na het Moskou-avontuur. Andermaal stuur ik mijn zwarte dame op strooptocht. Ditmaal gaat zij roemloos ten onder, verweesd in de donkere steegjes van het bord. Bevrijd van alle wrok feliciteer ik mijn tegenstander. Ik ben weer terug op aarde. |